Onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat de gemeente aansprakelijk gesteld wordt als gevolg van falend toezicht. De overheid heeft als taak om algemeen preventief toezicht te houden om mogelijke gevaren te ontdekken en ongedaan te maken, maar ook om overtredingen van wettelijke voorschriften of regels op te sporen en te handhaven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de naleving van bepaalde aan vergunningen gekoppelde na te leven voorschriften. Indien de gemeente niet voldoet aan zijn zorgplicht als toezichthouder, is het mogelijk dat zij aansprakelijk gesteld wordt op grond van art. 6:162 BW, de onrechtmatige daad. Haar wordt dan verweten te hebben nagelaten een toestand waar een gevaar van uitging te corrigeren of op te heffen. Op de verder te stellen eisen aan de onrechtmatige daad wordt nader ingegaan onder het kopje 'Aansprakelijkheid algemeen'. Bij het uitoefenen van deze taak heeft de gemeente echter een zekere beleids- en beoordelingsvrijheid, wat betekent dat zij in de praktijk altijd zelf een belangenafweging zal moeten maken in de beslissing tot het uitoefenen van haar toezichthoudende taak en de manier waarop deze wordt vormgegeven. Bij de beoordeling van de aansprakelijkheid als gevolg van falend toezicht wordt door de burgerlijke rechter als gevolg van deze beleidsvrijheid over het algemeen vrij terughoudend getoetst. Hierbij zal altijd van belang zijn of het desbetreffende bestuursorgaan in redelijkheid tot de manier waarop hij heeft gehandeld heeft kunnen komen. Daarnaast zijn er nog andere factoren waar rekening mee zal worden gehouden bij de beoordeling van de aansprakelijkheid. Vooral leidinggevend hierbij zijn de zogenaamde Kelderluik-criteria. Naast deze criteria is een andere meewegende factor of sprake is van concrete kennis bij de gemeente of niet. Waren zij wel of niet daadwerkelijk op de hoogte van de overtreding of de gevaarlijke situatie.
Een onderscheid dient te worden gemaakt tussen het zogenaamde algemeen toezichtsfalen en concreet toezichtsfalen.
Algemeen toezichtsfalen
Bij algemeen toezichtsfalen gaat het om het controleren van de naleving van regelgeving. Indien de gemeente het nalaat om voldoende op eigen initiatief de naleving van regels te controleren, kan zij hiervoor worden aangesproken. Het gaat hier om een geval van zogenaamd 'zuiver nalaten'. Uit de rechtspraak blijkt dat aansprakelijkheid op grond van algemeen toezichtsfalen niet snel wordt aangenomen. De gemeente was in een degelijk geval niet daadwerkelijk op de hoogte van het gevaar en heeft niet voldaan aan haar plicht tot het houden van voldoende preventief toezicht. Hierbij speelt de hiervoor genoemde beleidsvrijheid een zeer grote rol. De overheid dient in het geval dat haar algemeen toezichtsfalen wordt verweten, aan te tonen dat zij aan de hand van haar beleid redelijkerwijs is gekomen tot de beslissing tot het niet uitvoeren van preventief toezicht.
Concreet toezichtsfalen
Bij concreet toezichtsfalen is er sprake van een situatie waarin de gemeente concrete aanwijzingen voor een overtreding van regels en voorschriften ontvangt, maar deze negeert of hier verder niets mee doet. Ondanks het feit dat de gemeente beleidsvrijheid toekomt, is het zo dat naarmate het gevaar of het risico dat zich voordoet groter is, de beleidsvrijheid van de gemeente kleiner is. Hierbij zal grote betekenis toekomen aan de eerder genoemde Kelderluik-criteria.