Algemeen
Het is belangrijk rekening te houden met het feit dat ingestelde claims tegen de gemeente door burgers kunnen verjaren. Men spreekt van verjaring indien een bepaalde periode is verlopen nadat een vordering opeisbaar is geworden. Na het verstrijken van deze termijn is het voor de schuldeiser niet langer mogelijk de vordering via de gerechtelijke weg van executie te innen. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat het voor burgers onwenselijk is om na vele jaren nog geconfronteerd te worden met een bepaalde vordering die lang geleden is ontstaan. Het kan dus bijvoorbeeld zo zijn dat een burger de gemeente na een lange periode aansprakelijk stelt op grond van onrechtmatige daad, maar deze vordering reeds is verjaard nu het schadebrengende feit zich te lang geleden heeft voorgedaan. Schadevergoeding kan in een dergelijk geval, ondanks aansprakelijkheid van de gemeente, niet door de burger worden afgedwongen.
Verjaringstermijnen
De algemene verjaringstermijn bedraagt 20 jaar en is opgenomen in art. 3:306 BW. Veel rechtsvorderingen kennen echter een kortere verjaringstermijn van 5 jaar of zelfs van bijvoorbeeld 2 jaar. Van belang is het feit dat het per rechtsvordering verschilt wanneer de verjaringstermijn precies begint te lopen. Op grond van art. 3:310 BW verjaart een vordering tot schadevergoeding door verloop van 5 jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Omdat het moment waarop de benadeelde daadwerkelijk met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden in sommige gevallen lang op zich kan laten wachten, geldt hierbij een uiterlijke verjaringstermijn van 20 jaren.
Stuiting van de verjaring
Verjaringstermijnen kunnen in beginsel worden gestuit. Dit wil zeggen dat als gevolg van een bepaalde handeling de verjaringstermijn opnieuw kan beginnen te lopen. De vereiste vorm van stuiting kan per rechtsvordering verschillen en kan bestaan uit een daad van rechtsvervolging, bijvoorbeeld het instellen van een gerechtelijke vordering, een schriftelijke aanmaning of mededeling of bijvoorbeeld door de simpele erkenning door de schuldenaar. De verschillende 'stuitingshandelingen' zijn opgenomen in art. 3:316 t/m art. 3:318 BW. Van belang is er rekening mee te houden dat soms specifieke eisen aan deze stuitingshandelingen gesteld worden. Zo dient erkenning door de schuldenaar bijvoorbeeld door de schuldenaar zelf of door een vertegenwoordiger te worden gedaan.
De inhoud van deze kennisbank is met alle zorgvuldigheid opgesteld. Van belang is echter op te merken dat bij het opstellen hiervan geen volledigheid is beoogd; de gegeven informatie is geen juridisch advies. De juridische beoordeling zal altijd afhangen van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de specifieke feiten van uw zaak. Het is dan ook van belang er rekening mee te houden dat deze kennisbank slechts een algemene schets is; gebruikers van de website kunnen aan de gegeven informatie dan ook geen rechten ontlenen. Raetsheren en CMS helpen u graag verder bij de beoordeling van uw geschil.
Raetsheren tracht de in deze kennisbank opgenomen wet- en regelgeving actueel te houden. Er dient echter rekening te worden gehouden met het feit dat zich recente ontwikkelingen kunnen voordoen die nog niet in deze kennisbank zijn opgenomen, maar wel invloed kunnen hebben op uw zaak. Hierdoor is het noodzakelijk uw zaak altijd te laten beoordelen door een expert. Raetsheren en CMS helpen u hier graag mee verder.