Kennisbank

<< Terug naar het overzicht

Wegbeheer

Juridisch framework

Dit is een van de risicoaansprakelijkheden. Onder het kopje 'Risicoaansprakelijkheid' wordt hier nader op ingegaan. De gemeente is op grond van art. 6:174 lid 2 BW aansprakelijk voor gebrekkige wegen als zijnde wegbeheerder. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de situatie waarin een automobilist schade oploopt als gevolg van een kuil in de weg. De gemeente kan dan aansprakelijk gesteld worden voor de geleden schade, ondanks dat regelmatig onderhoudscontroles uitgevoerd worden. Op grond van art. 16 Wegenwet dient de gemeente er zorg voor te dragen dat de binnen haar gebied liggende wegen in goede staat verkeren. Aansprakelijkheid bestaat indien de openbare weg niet voldoet aan de eisen die men daaraan onder de gegeven omstandigheden mag stellen, dit een gevaar voor zaken of personen oplevert en dit gevaar zich heeft verwezenlijkt. Nu het gaat om de gemeente dient echter rekening te worden gehouden met het feit dat hen beleidsvrijheid toekomt en dat zij maar beperkte financiële middelen hebben. Deze factoren worden dan ook bij de aansprakelijkheid van de gemeente meegewogen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval en wordt van de weggebruiker een zekere mate van oplettendheid verwacht. Net als bij alle risicoaansprakelijkheden geldt ook in het geval van aansprakelijkheid voor het wegbeheer de zogenaamde 'tenzij-formule'. Deze houdt in dat als schade geleden wordt indien het gebrek zo kort geleden is ontstaan dat de wegbeheerder, oftewel de gemeente, nog geen redelijke kans gehad heeft het gebrek te herstellen, de gemeente niet aansprakelijk is. Het dient bij deze opstalaansprakelijkheid te gaan om verharde wegen. Hiertoe behoren ook de berm en de weguitrusting, zoals de vangrail, verkeersborden, reflectorpaaltjes et cetera.

Relevante jurisprudentie

  • HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236 (Wilnis)
    In deze uitspraak wordt door de Hoge Raad nader ingegaan op de definitie van een 'opstal'. Vereist is dat de opstal niet louter langs natuurlijke weg is ontstaan; menselijk handelen dient te hebben bijgedragen aan de functie of de bestemming van het werk. Bij gebrekkigheid van een opstal komt het aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of de opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Kortom, ook bij gebrekkige opstal zijn, net als bij de beoordeling van de onrechtmatige overheidsdaad, de Kelderluik-criteria van toepassing. Daarnaast dient nog rekening te worden gehouden met de beleidsvrijheid met betrekking tot de opstal en de financiële middelen van de bezitter.
     
  • Rechtbank Midden-Nederland 22 oktober 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:6749 & Gerechtshof 's-Hertogenbosch 3 juli 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BX0387
    Niet iedere oneffenheid is een gebrek in de zin van art. 6:174 BW. Oplettendheid is hierbij geboden.
     
  • Rb. 's-Gravenhage 30 mei 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BX0254
    IJzel op een niet gestrooid fietspad maakt dat pad niet tot een gebrekkige opstal.
     
  • HR 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2283 (Stroomkabels)
    De aansprakelijkheid van een wegbeheerder is ingevolge art. 6:174 BW beperkt tot de gebreken die samenhangen met de verkeersfunctie van de openbare weg. De aanwezigheid van een voorwerp op een openbare weg dat niet behoort tot de weg in de zin van art. 6:174 lid 1 BW en dat gevaar schept voor personen of zaken, is derhalve niet een gebrek van de weg als bedoeld in art. 6:174 BW. Wel rust op de wegbeheerder een zorgplicht, welke onder omstandigheden kan leiden tot een aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad, art. 6:162 BW.
     
  • Rechtbank Midden-Nederland 7 januari 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:113
    In deze uitspraak is door de Rechtbank Midden-Nederland bepaald dat het niet zo is dat op de wegbeheerder een plicht rust er zorg voor te dragen "dat sprake is van een te allen tijde volmaakt effen wegdek".
     
  • Rechtbank Amsterdam 18 december 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:9444
    Teneinde als gemeente aansprakelijk te zijn voor geleden schade als zijnde wegbeheerder dient aan een aantal vereisten te zijn voldaan. Er dient sprake te zijn van een openbare weg, deze weg dient een opstal te zijn, het onderhoud aan de weg dient onvoldoende te zijn en de weg dient een gevaarzettend gebrek te bevatten. Een weg wordt aangemerkt als opstal indien er sprake is van een verharde weg. Wat betreft het laatste criterium, de gevaarzetting, dient aansluiting te worden gezocht bij de zogenaamde 'Kelderluik-criteria'.
     
  • HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079 (Kelderluik)
    Bij de beoordeling van het handelen of nalaten in strijd met het ongeschreven recht, waarbij sprake is van een gevaar zettende situatie, worden door de rechter de zogenaamde 'kelderluik-criteria' gehanteerd. In een dergelijk geval zal bij de beoordeling van de onrechtmatige overheidsdaad gekeken worden naar de volgende criteria: de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen. Hierbij hoeft niet te worden voldaan aan alle vier de criteria, maar dienen deze tegen elkaar af te worden gewogen.

Aandachtspunten

  • Regelmatig worden gemeentes aansprakelijk gesteld voor de geleden schade als gevolg van putdeksels.
  • Niet iedere oneffenheid maakt een weg automatisch gebrekkig. Oplettendheid is hierbij geboden.
  • Naast een beroep op art. 6:174 BW (de risicoaansprakelijkheid), is het ook mogelijk een beroep te doen op art. 6:162 BW (de onrechtmatige daad) in geval van gebrekkige wegen. Echter, de onrechtmatige daad vereist schuld, wat het lastiger maakt dan een beroep op de opstalaansprakelijkheid. Wanneer er geen sprake is van een gebrek aan de weg, maar er wel schade geleden is, kan art. 6:162 BW onder bepaalde omstandigheden wel uitkomst bieden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het geval van geleden schade als gevolg van sneeuwval.
  • Wat betreft aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 BW als gevolg van gladheid is het aan te raden als gemeente een zogenaamd 'Beleidsplan gladheidsbestrijding' op te stellen. Het is van belang hierin prioriteiten op te nemen met betrekking tot gladheidbestrijding. In het geval van aansprakelijk vanwege strijd met de zogenaamde 'inspanningsverplichting' van de gemeente met betrekking tot de bestrijding van gladheid op de wegen, komt het dan slechts aan op het bewijzen dat men keuzes op basis van dit plan gemaakt heeft en men hiertoe in redelijkheid gekomen is.

De inhoud van deze kennisbank is met alle zorgvuldigheid opgesteld. Van belang is echter op te merken dat bij het opstellen hiervan geen volledigheid is beoogd; de gegeven informatie is geen juridisch advies. De juridische beoordeling zal altijd afhangen van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de specifieke feiten van uw zaak. Het is dan ook van belang er rekening mee te houden dat deze kennisbank slechts een algemene schets is; gebruikers van de website kunnen aan de gegeven informatie dan ook geen rechten ontlenen. Raetsheren en CMS helpen u graag verder bij de beoordeling van uw geschil.

Raetsheren tracht de in deze kennisbank opgenomen wet- en regelgeving actueel te houden. Er dient echter rekening te worden gehouden met het feit dat zich recente ontwikkelingen kunnen voordoen die nog niet in deze kennisbank zijn opgenomen, maar wel invloed kunnen hebben op uw zaak. Hierdoor is het noodzakelijk uw zaak altijd te laten beoordelen door een expert. Raetsheren en CMS helpen u hier graag mee verder.