Uitspraak van de Rechtbank Den Haag d.d. 29 april 2019
Tijdens een introductiefeest van de Haagse Hotelschool stond "verzoeker" te dansen. "Verweerder" – een medestudent – die op een (laag) podium stond te dansen, besloot vanaf het podium in verzoekers armen te springen, waarna ze samen op de grond belandden en verzoeker blijvend letsel oploopt aan zijn linkerknie. Verzoeker stelt verweerder aansprakelijk voor de schade op basis van onrechtmatige daad. Verweerder is tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij ASR, waardoor ASR eveneens in de zaak is verwikkeld.
Onbetwist is dat verweerder van het podium is gesprongen en dat verzoeker daardoor ten val is gekomen. Verzoeker stelt echter dat sprake is van een onverwachte sprong, waardoor hij ten val is gebracht. Verweerder voert op zijn beurt aan dat hij gesprongen is met toestemming van verzoeker. Verweerder had immers oogcontact met verzoeker voordat hij sprong en verder had verzoeker zijn armen uitgestoken. Verzoeker geeft toe dat er oogcontact was, en ook dat hij zijn armen wellicht omhoog had, maar dat dit in geen geval te maken had met de sprong van verweerder; hij was gewoon aan het dansen.
Op basis van getuigenverklaringen is de rechtbank van oordeel dat verzoeker inderdaad zijn armen in de lucht had, maar omdat dit gebruikelijk kan zijn tijdens het dansen, is de rechtbank van oordeel dat dit niet gezien mag worden als toestemming. Verweerder heeft de dansbewegingen verkeerd geïnterpreteerd en de sprong is voor verzoeker als verrassing gekomen. "Nu het onverhoeds op iemand springen evident risicovol gedrag is, en het risico (van schade) zich door de val van verzoeker heeft verwezenlijkt is, is daarmee het onrechtmatige karakter van het handelen van verweerder in beginsel gegeven."
ASR voert nog aan dat er op zijn minste een ongelukkige samenloop van omstandigheden was en dat gezien de setting van het feest er wel eens – onbedoeld – iets mis kan gaan. "Wie meedoet aan een introductiefeest voor studenten heeft immers gevaarlijkere gedragingen te verwachten van zijn medestudenten dan normaliter, hetgeen vergelijkbaar is met een sport- en spelsituatie" aldus ASR. De rechtbank gaat hier niet in mee: "Nu geen enkele getuige melding heeft gemaakt van eerdere sprongen behoefte verzoeker er niet bedacht op te zijn dat hij onverhoeds besprongen kon worden door een medestudent". Ook het eventueel alcoholgebruik van verzoeker geeft geen aanleiding voor "eigen schuld". De rechtbank oordeelt: "Zo al juist zou zijn dat verzoeker kenbaar onder invloed verkeerde, had dat voor verweerder immers te meer reden moeten zijn niet op hem te springen."
Verweerder is dan ook aansprakelijk voor de schade, en ASR dient de schade te vergoeden.