Algemeen
In Nederland ligt een enorm ondergronds netwerk aan kabels en leidingen. Het voorkomen van schade hieraan, ook wel 'graafschade' genoemd, is een zeer belangrijke taak. Niet alleen vanwege het feit dat hoge kosten gemoeid zijn met eventuele herstelwerkzaamheden, maar ook omdat graafschade onder andere schadelijk kan zijn voor het milieu. Teneinde deze schade zoveel mogelijk te beperken, hebben we in Nederland een samenwerkingsverband opgericht tussen grondroerders, netbeheerders en de beheerders van de ondergrond, ook wel de KLO genoemd. Daarnaast is per 31 maart 2018 in Nederland de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON) ingetreden. De hierin opgenomen wijzigingen ten opzichte van de in 2008 ingevoerde WION zijn per 1 januari 2018 van kracht. Hiermee probeert men onder andere graafschade aan kabels en leidingen zoveel mogelijk te voorkomen. Graafwerkzaamheden met machines dienen dan ook te worden verricht aan de hand van de in deze wet opgenomen voorschriften en regels. Hiernaast dient zowel het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten en de Regeling informatie-uitwisseling ondergrondse netten te worden nageleefd. In een daartoe bestemd Kadaster ligt alle informatie van netbeheerders besloten. Deze netbeheerders hebben de verplichting om in het geval van een graafmelding relevante informatie aan het Kadaster te verstrekken.
Ook de gemeente kan uiteraard grondroerder of opdrachtgever van de graafwerkzaamheden zijn. Met de grondroerder wordt bedoeld diegene onder wiens verantwoordelijkheid de graafwerkzaamheden verricht worden. Dit is dus niet de feitelijke graver. Dergelijke situaties kunnen onder omstandigheden aansprakelijkheidsstelling met zich meebrengen als gevolg van graafschade. Bij graafwerkzaamheden zijn verschillende partijen betrokken met ieder zijn eigen taken. Betrokken partijen zijn uiteraard het Kadaster, de netbeheerder, de grondroerder en de feitelijke graver. Hier zal ingegaan worden op de aansprakelijkheid van de grondroerder en de opdrachtgever. Op niet-naleving van de verplichtingen van de grondroerder en de opdrachtgever staan forse bestuursrechtelijke boetes. Daarnaast kunnen zowel de grondroerder als de opdrachtgever civielrechtelijk aansprakelijk gesteld worden op grond van art. 6:162 BW, oftewel de onrechtmatige daad. Dit vanwege het feit dat zowel de WIBON, het Besluit en de Regeling als het ware gezien kunnen worden als een invulling van de onrechtmatige daad. In de praktijk zal het vaker voorkomen dat de grondroerder aansprakelijk gesteld wordt. De gehanteerde vereisten voor een dergelijke 'onrechtmatige daad' zijn opgenomen onder het kopje 'Aansprakelijkheid algemeen'.
Aansprakelijkheid grondroerder
De hoedanigheid van grondroerder brengt een aantal verplichtingen met zich mee. Als hoofdverplichtingen kunnen de volgende worden aangemerkt:
- Het verrichten van onderzoek in de voorbereidingsfase van de graafwerkzaamheden naar de ligging van kabels en leidingen (onderzoeksplicht)
- Het zorgvuldig verrichten van de graafwerkzaamheden op grond van art. 2 lid 2 WION (zorgvuldigheidsplicht)
Meer concreet brengt het bovenstaande de volgende verplichtingen met zich mee:
- Het doen van een graafmelding bij het Kadaster voorafgaand aan de graafwerkzaamheden. Dit dient uiterlijk 20 dagen voor de aanvang te geschieden op grond van art. 8 lid 1 WION.
- Het lokaliseren van de kabels en leidingen aan de hand van de CROW-richtlijn
- Het ter beschikking hebben van de ontvangen informatie van het Kadaster op locatie
- Het direct melden van veroorzaakte schade op grond van art. 16 WION
- Het direct melden van eventuele afwijkende liggingen van kabels en leidingen indien de afwijking groter is dan 1 meter op grond van art. 17 lid 1 WION
Aansprakelijkheid opdrachtgever
Ook de hoedanigheid van opdrachtgever brengt een aantal verplichtingen met zich mee. De opdrachtgever is diegene die de opdracht verstrekt tot het uitvoeren van een bepaald werk waarbij graafwerkzaamheden verricht worden.
- Op grond van art. 2 lid 1 WION dient de opdrachtgever er zorg voor te dragen dat de graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze kunnen worden verricht.